Bomen,
sierbomen, treurbomen, bolbomen, ..
Bomen kiezen:
Waarom een boom in je tuin planten?
Kleine tuinen kan je groter doen lijken. Door bomen te groeperen kan je een bossfeer op roepen.Door het gebruik van bomen in de tuin zijn de seizoenen af te lezen. Bomen herbergen vogels en dragen bij tot meer evenwicht in onze natuur. Bomen kunnen functioneel zijn met hun schaduw en opbrengst. Geen andere plant is zo sfeerbepalend voor de tuin als een boom. Omdat een boom stamvormig is, neemt hij bovendien eigenlijk weinig ruimte in. Het is ook prima mogelijk met bomen een element van herhaling in een tuin aan te brengen. Niet alle bomen worden groot, of het is door snoeien goed mogelijk ze op maat te houden. Voor elke tuin is wel een passende boom te vinden.
Straatbomen:
Veel bomen die zo’n 20 tot 30 jaar geleden werden geplant in een toen al te smal straatprofiel, zijn nu als straatmeubilair te groot geworden of passen niet meer in de huidige woonsituaties. In die tijd was de keuze uit kleine straatbomen beperkt. Men kon niet altijd voorzien hoe hoog en breed zo een boom wel eens kon worden.
Nu staan er zowel bij gemeenten en andere instanties als bij particulieren te grote bomen, die misschien door een verkeerde keuze of een andere reden in de weg zijn komen te staan. Regelmatig wordt gevraagd wat men “met dit soort bomen moet aanvangen”.
Ook voor de toepassingen in onze tuin, is de juiste informatie over een boom kennen bij je keuze, dus van groot belang. In verband met het zonnen is het ook belangrijk rekening te houden met de schaduw die zal ontstaan door het planten van bomen.
Uit het onderzoek van het vakblad Tuin- en landschap blijkt dat Pyrus calleryana ‘Chantecleer’ de meest gebruikte laanboom bij de gemeenten in Nederland is. De belangrijkste overwegingen bij de keuze heeft betrekking op de uiteindelijke afmetingen, de ziektegevoeligheid, de grondsoort van de standplaats, de sierwaarde, de windresistentie, het wortelgestel en de ontwikkeling ervan en de onderhoudsbehoeften.
Bolbomen:
Dit zijn bomen die beschikken over een min of meer ronde kroon. De meeste van de bolvormen zijn veredelingen. In het wild komen bolvormen eigenlijk niet voor. De tuinen worden tegenwoordig steeds kleiner door de duurdere (bouw)grond. Dit noopt tot nadenken over goede boomkeuze.Bolbomen zijn goed bruikbaar in kleine tuinen.
Bomen in de strijd tegen lawaai:
Onze omgeving wordt steeds meer en meer door lawaai vervuild. Net in onze eigen omgeving, de tuin willen we echter tot rust kunnen komen.Lawaai kan je onderdrukken door het ritselen van bladeren van bomen. Bepaalde bomen ritselen bijzonder hevig, bijv.de ratelpopulier. Het aanplanten van bomen of heesters met:
+ GROTE, relatief harde en sterke bladeren.
+ met een DICHTE bebladering.
+ met schubvormig over elkaar liggende bladeren.
+ of bladeren die loodrecht tegen de lawaai invalsrichting staan.
Leibomen:
Leibomen zijn zeer populair. Lindebomen zijn wellicht de meest gebruikte bomen omdat die zich gemakkelijk lenen “leiboom” te gebruiken. Ook Acer campestre ‘Elsrijk’, Carpinus betulus, Platanus acerifolia zijn goed te leiden. Verschillende soorten en variëteiten uit het linden-assortiment, zoals Tilia vulgaris (zwarte linde), Tilia vulgaris ‘Pallida'(koningslinde), Tilia cordata ‘Rancho'(kleinbladige linde),Tilia euchiora (krimlinde) en Tilia tomentosa (zilverlinde)zijn vooral geschikt voor kleinschalige objecten.
Het typische effect verkrijgt men door de takken van bij het begin in een horizontaal vlak te laten groeien. De nog buigzame loten worden langs een draad of tonkinstok (bamboestok) in de gewenste richting geleid. Dit gebeurt 2 tot 3 groeiseizoenen lang in de kwekerij. Dan zijn de gesteltakken voldoende stevig om de bomen voor objecten te verwerken.
Kleurrijke stammen:
Bomen met een mooie bast kunnen een extra accent geven voor de wintertuin. Er zijn wel een paar soorten te vernoemen die wel speciaal met deze eigenschappen opvallen. Voorzie voor bomen een solitaire plaats centraal in de tuin of in de border.
Over herfsttijd – planttijd en het planten van bomen:
Vanaf oktober kunnen we weer aan het planten en verplanten. Het wordt planttijd voor bladverliezende bomen en heesters. Coniferen (hagen), rozen, bosplantsoen, fruit… het kan stilaan allemaal gaan gebeuren, uitgezonderd tijdens de vorstperioden.
Plantgat:
Maak een plantgat dat groot genoeg is. De grootste mislukkingen zijn vaak te wijten aan een te klein plantgat. Je plantgat moet zo groot zijn, dat je steeds rond om rond de kluit of wortels, de aarde met je voet kan aandrukken, zonder de kluit (coniferen bijv.) of de wortels (fruitbomen bijv.) te raken.
Het plantgat wordt onder voortdurende schudden van de boom (lichtjes op en neer bewegen) met kruimelige grond gevuld en vervolgens RONDOM de wortels stevig aangetrapt. Vooraf is de bodem bemest zoals je verder in dit artikel kan lezen.
Bodem verbeteren:
Je gebruikt best nooit verse stalmest of compost. Beter is goed verteerde compost door de ondergrond te mengen. Kan je alleen of vers materiaal beschikken brengt de stalmest dan helemaal onderaan het plantgat aan. Strooi een laag van 10-15 cm teelaarde over de verse mest. Daarboven pas komen de wortels van de aan te planten boom/struik.
Niet elke mest is gewenst: kippenmest is zeer branderig voor de wortels. Meest aangewezen is o.a. mest van vee (koeien). Champignonmest, afkomstig van paardenmest kan ook nog. Doch de meeste en beste voedingstoffen zijn daaruit verdwenen door de oorspronkelijke teelt (van champignons).
Mogelijks op natte gronden “zand” doormengen met de aanwezige grond om de water-luchthuishouding te verbeteren.
Op gronden met een té lage ph-waarde (zuurtegraad <5 ph) wat zeewierkalk door de grond mengen. Opgelet, dat geldt niet voor alle planten. Nooit kalk gebruiken bij het aanplanten van zuurminnende planten: azalea, pieris, rhododendron, camellia enzoverder.
Is de grond bij het planten droog dan is water geven aan te bevelen.
Boompaal plaatsen:
Wanneer je een boom aanplant ga je die steeds voorzien van een boompaal.
Die paal is voor een hoogstam 2.50 tot 3 m lang, diameter 8 à 10 cm. Plaats hem 60-80 cm diep.
De boompaal plaats je aan de overheersende windzijde van de aan te planten boom, of met andere woorden, aan de westenzijde. Bij het aanplanten rondom gebouwen kan de overheersende wind uiteraard wel verschillen.
Plaatst u de boompaal aan de verkeerde zijde, dan wordt je uitverkoren exemplaar continue tegen de paal aangeblazen, waardoor hij beschadigd wordt, de wortels los kunnen komen te zitten om, misschien wel volledig af te sterven.
Ook de opgelopen wonden kunnen aanleiding geven tot ziekten als bijv. boomkanker.
Gewassen die moeilijk aanslaan:
Niet alle planten laten zich even makkelijk en met succes verplanten.
Gewassen die moeilijker aanslaan zijn o.a. de beuk (Fagus) en de eik (Quercus). Plant een beuk tegen het tijdstip dat de knoppen gaan breken (uitlopen): rond eind maart-begin april. Kies bij het aanplanten van grotere exemplaren Fagus (beuk) (2.00 m/+) voor een kluit: zo neem je kwekerijgrond mee teneinde je plantgat met nuttige wortelbacteriën te ‘enten’.
Bomen met een vlezige wortel, zoals bijvoorbeeld de mooie Liriodendron (tulpenboom) planten we best met een kluit om het succes op hergroei te verhogen. Tot dezelfde categorie behoren ook de Magnolia en de Juglans.
BOLVORMIGE KROON
Bomen met een bolvormige kroon blijven relatief beperkt in omvang. Vaak ze erg geschikt voor kleine tuinen en voortuinen. De meeste soorten worden regelmatig bijgesnoeid zoals bolacacia. Andere worden zelden gesnoeid zoals de steppekers.
Bolbomen zijn meestal geënt op een onderstam die van lengte kan variëren van 75 tot 150 cm. De kruin ontwikkeld zich altijd vanaf de enthoogte.
Halfstammige bolbomen:
– normaal geënt op 150 cm hoogte
– kleine halfstammigen voor potten, rotstuinen edm. zijn geënt op 50, 75 of 125 cm hoogte
Hoogstammige bolbomen:
Geënt op 2.00 of 2.25 meter
Ze worden aangeduid met de stamomtrek 6/8, 8/10, 10/12, 12/14, 14/16 enz.
HALFSTAMMIGE BOMEN
Halfstammige bomen zijn een gekweekte of een geënte vorm van bomen op een korte stam.
Halfstammige bomen:
– normaal geënt op 150 cm hoogte
– kleine halfstammigen voor potten, rotstuinen edm. zijn geënt op 50, 75 of 125 cm hoogte
KEGELVORMIGE KROON
Jonge bomen hebben van nature een kegelvormige groeiwijze. Naarmate ze ouder worden sterven de onderste takken af en groeien ze uit tot kroonvormen of open kroonvormen. Bomen zoals Fagus (beuk), Eucalypthus en Liquidambar (amberboom) kunnen heel lang als kegelvorm gehouden worden met takken die de stam bijna tot aan de bodem bedekken. Coniferen zoals Metasequoia en Taxodium behouden de kegelvormig 30-40 jaar lang. Wil men deze kegelvorm behouden dan is snoeien meestal noodzakelijk.
Bomen:
Ze worden aangeduid met de hoogte van 80/100 cm tot 350/400 cm enz.
Doorlopende KROONVORM
Bomen met een doorlopende kroonvorm bezitten een doorlopende, rechte harttak die eindigt in een topscheut. Deze vorm komt op natuurlijke wijze voor bij onder andere de Amerikaanse eik (Quercus rubra).
Ook door snoei kan deze vorm bekomen worden door geleidelijk de onderste takken
Halfstammige bomen:
– normaal geënt op 150 cm hoogte
– kleine halfstammigen voor potten, rotstuinen edm. zijn geënt op 50, 75 of 125 cm hoogte
Hoogstammige bomen:
Geënt op 2.00 of 2.25 meter
Ze worden aangeduid met de stamomtrek 6/8, 8/10, 10/12, 12/14, 14/16 enz.
Spilvormen of veren:
Dit zijn nog jonge bomen in opkweek. Aan de stam zitten zijtakken (zgn. saptrekkers). Naarmate de boom verder ontwikkeld worden enkele van de onderste zijtakken weggesnoeid.
Ze worden aangeduid met de hoogte: 200/250, 250/300, 300/350 enz.
MEERSTAMMIGE KROON
Sommige bomen lijken op reuzenstruiken (4-5 tot 10-15 meter hoog) en groeien niet uit 1 centrale stam. Vanuit de bodem ontstaan meerder afzonderlijke stammen die op latere leeftijd een korte stam kunnen vormen. De meerstammige vorm kan van nature uit ontstaan, zoals bij Cercis of door snoeien worden verkregen zoals bij Catalpa.
Struiken:
Ze worden aangeduid met ofwel de hoogte (maat) 80/100, 125/150 of het aantal takken 3/5 T, 5/8 T
OPEN KROON
Bomen met een open kroon hebben stam die overgaat naar een brede kroon. De stam splitst zich naar een wijde kroon. Dit is een vorm zoals we die het meest met inheemse bomen aantreffen zoals de zomereik, kastanjebomen, notenbomen, esdoorns, paardekastanjes edm.
Sommige sierbomen worden ook kunstmatig in deze vorm gekweekt door in hun jonge groeifase de harttak in te snoeien, zodat een open kroon ontstaat. Deze snoeiingreep om een open kroon te bekomen wordt minder en minder toegepast. Tegenwoordig kiest men bij voorkeur voor de normale kroonvorm, nl. door de harttak niet te gaan snoeien maar te behouden.
Halfstammige bomen:
– normaal geënt op 150 cm hoogte
– kleine halfstammigen voor potten, rotstuinen edm. zijn geënt op 50, 75 of 125 cm hoogte
Hoogstammige bomen:
Geënt op 2.00 of 2.25 meter
Ze worden aangeduid met de stamomtrek 6/8, 8/10, 10/12, 12/14, 14/16 enz.
Spilvormen of veren:
Dit zijn nog jonge bomen in opkweek. Aan de stam zitten zijtakken (zgn. saptrekkers). Naarmate de boom verder ontwikkeld worden de zijtakken weggesnoeid.
Ze worden aangeduid met de hoogte: 200/250, 250/300, 300/350 enz.
STRUIKVORMIGE KROON
Vele geënte of gekweekte cultivars van sierbomen zijn ook verkrijgbaar als struikvorm. Ze zijn niet geënt op 1.50 of 2.25 meter maar op de wortelhals. Sommige bomen, zoals de mispel, groeit van nature uit tot een struikvorm en wordt door snoeien tot een boomvorm geleid. Als struikvorm groeien ze op een korte stam met een ronde kroon van takken.
Struiken:
Ze worden aangeduid met ofwel de hoogte (maat) 80/100, 125/150 of het aantal takken 3/5 T, 5/8 T
In de fruitteelt zijn struikvormen erg populair door het vroegere draagkracht, vruchtbaarheid en het makkelijker plukken.
Fruitstruiken:
Ze worden aangeduid met 1-jarig, 2-jarig, leivorm of met de hoogte (maat) 80/100, 125/150 of het aantal takken 3/5 T, 5/8 T
TREURVORMIGE KROON
Een bekende boom met een natuurlijke treurvorm is de treurwilg. Vaak zijn treurvormen echter geënte cultivars zoals treursierkersen, treurperen, treuressen, treurbeuken, treurberken edm. Ze kunnen op verschillende hoogte geënt zijn. Hun takken buigen vanuit de centrale entplaats naar beneden. Bij andere cultivars zoals de treures golven de takken, vanuit de paddestoelvormige kroon, als een waterval naar beneden
Halfstammige treurbomen:
– normaal geënt op 150 cm hoogte
– kleine halfstammigen voor potten, rotstuinen edm. zijn geënt op 50, 75 of 125 cm hoogte
Hoogstammige treurbomen:
Geënt op 2.00 of 2.25 meter
Ze worden aangeduid met de stamomtrek 6/8, 8/10, 10/12, 12/14, 14/16 enz.
ZUILVORMIGE KROON
Dit zijn bomen met een natuurlijke zuilvormige groei zoals de Italiaanse populier (Populus nigra ‘Italica’). Maar meestal betreft het geselecteerde of geënte cultivars aangeduid als ‘Fastiagata’ zoals Carpinus betulus ‘Fastiagata (zuilhaagbeuk) en Ulmus hollandica ‘Wredei’ (gele zuilolm). Deze groeiwijze is eigen aan de cultivars en kan niet door snoeien bereikt worden. De snoei kan alleen de vorm wat onderhouden. De bomen hebben een smalle, opgaande en zuilvormige groei waarbij de takken meestal ietwat omhoog gericht zijn. De vorm heeft of een central harttak tot in de bovenste topscheut of bezit meerdere harttakken. De zijtakken ontspruiten van aan de bodem en dienen altijd behouden te blijven.
Ook veel coniferen hebben deze vorm.
Boomvormen:
Ze worden aangeduid met de hoogte: 250/300, 300/350 enz.
Spilvormen of veren:
Dit zijn nog jonge bomen in opkweek. Ze worden aangeduid met de hoogte: 125/150, 150/175 enz.
LEIVORMEN
Bomen met een leivorm kunnen voorgevormd worden aangekocht. Ze blijven relatief beperkt in omvang en kunnen best jaarlijks worden gesnoeid. Vaak gebruikt zijn Tilia (linde) en Platanus (plataan).
Hoogstammige leibomen:
Een stamhoogte van 2.00 meter met 4 geleide takken met een 50 cm tussenruimte. Totale hoogte 3.50 meter, 3 meter breed.
Ze worden verder aangeduid met de stamomtrek 12/14, 14/16 enz.
DAKVORMEN
Bomen met een dakvorm zijn een vrij recente nieuwigheid. Ze zijn compleet voorgevormd. Een populaire dakvormen is de dakplataan.
Hoogstammige dakbomen:
Bomen met een stamhoogte van 2.70 m