Zeespinnen
https://nl.wikipedia.org/wiki/Zeespinnen
Zeespinnen (Pycnogonida, spreek uit: piek-nogoonieda) vormen een klasse van dieren uit de stam van geleedpotigen (Arthropoda) en de onderstam Chelicerata. Er zijn ongeveer 1160 moderne soorten, zeespinnen komen wereldwijd voor en leven zonder uitzondering in zee.
Zeespinnen hebben een aparte lichaamsbouw waarbij verschillende organen zoals de maag en de darmen deels in de poten zijn geborgen. De meeste zeespinnen hebben vier paar poten, maar er zijn ook soorten die meer potenparen bezitten. De mannetjes hebben speciale poten die zijn aangepast om de eieren te dragen. De mannetjes blijven kleiner dan de vrouwtjes.
De meeste soorten blijven klein en bereiken een spanwijdte van de poten van enkele millimeters zoals de soorten uit het geslacht Austrodecus. De grootste soorten hebben een spanwijdte die kan oplopen tot ongeveer 70 centimeter, zoals de diepzee bewonende Colossendeis colossea. Het lichaam van deze soort is echter niet langer dan vier tot vijf centimeter.
Zeespinnen zijn een vrij onbekende groep van dieren waarover nog veel onduidelijk is. Ze werden vroeger tot de kreeftachtigen gerekend en later tot de spinnen maar worden tegenwoordig op basis van nieuwe inzichten tot een aparte klasse van dieren gerekend. De meeste zeespinnen zijn carnivoor en eten andere dieren, ook plantenetende en aasetende soorten zijn bekend.
Verspreiding en habitat
Zeespinnen zijn stenomarien wat betekent dat ze strikt in zee leven en nergens anders voorkomen. Dit in tegenstelling tot alle andere spinachtigen die uitsluitend op het land te vinden zijn. Zeespinnen komen overal ter wereld voor, van tropische gebieden tot de zeeën rond de polen.
Veel soorten leven in het getijdengebied en andere soorten zijn te vinden in diepe delen van de zee, tot een diepte van ongeveer 7000 meter.
De pycnogoniden zijn zonder uitzondering bewoners van de zeebodem en de hierop groeiende planten en koralen. Zeespinnen kunnen niet zwemmen en bewegen zich traag. Ze leven op de bodem van de zee, veel soorten zijn te vinden in rotsachtige omgevingen of met algen en andere planten begroeide delen waar ze naar voedsel zoeken.
Nederlandse soorten
Langs de Nederlandse kust kunnen zeven verschillende zeespinnen worden aangetroffen, die behoren tot vijf families. Een wat bekendere soort is het michelinmannetje (Pycnogonum littorale), die zijn opmerkelijke Nederlandse naam dankt aan het sterk gedrongen lichaam en relatief korte poten in vergelijking met andere zeespinnen. Een andere in Nederland voorkomende soort is de rode zeespin (Nymphon rubrum). Deze soort wordt ongeveer even lang maar heeft veel dunnere poten.
Onderstaand een lijst van soorten die in Nederland voorkomen volgens het Nederlands Soortenregister.
Familie Ammotheidae
Soort Achelia echinata
Familie Callipallenidae
Soort Callipallene brevirostris
Familie Nymphonidae
Soort Rode zeespin (Nymphon rubrum)
Familie Phoxichilidiidae
Soort Anoplodactylus petiolatus
Soort Anoplodactylus pygmaeus
Soort Phoxichilidium femoratum
Familie Pycnogonidae
Soort Michelinmannetje (Pycnogonum littorale)
Kenmerken
Zeespinnen danken hun naam aan het lichaam dat uit twee delen bestaat en meestal vier paar poten draagt, waardoor ze enige gelijkenis vertonen met de op het land levende ‘echte’ spinnen. Ook hebben zeespinnen tangachtige kaken, vergelijkbaar met de cheliceren van spinnen. Hier houdt de gelijkenis echter op, omdat zeespinnen een verder totaal andere lichaamsbouw hebben, zowel uiterlijk als inwendig. Het lichaam is sterk versmolten met de poten en het achterlijf is zo klein dat de voorzijde vaak moeilijk van de achterzijde is te onderscheiden. Aan het kopborststuk zitten vier paar poten en er hangt een naar voren gerichte zuigsnuit (de proboscis). Hiermee zuigt het dier voedsel op.
Levenswijze
De levenswijze van veel zeespinnen is nog grotendeels onbekend. Slechts van een aantal soorten zijn enige feiten bekend betreffende de voortplanting en de voedselgewoonten. Ook het dag- en nachtritme en de habitat van de meeste zeespinnen is nog onbekend, evenals de manier waarop ze zich verspreiden. Van enkele soorten is bekend dat ze zich op kwallen hechten en zo grote afstanden kunnen afleggen. Veel soorten zeespinnen zijn waarschijnlijk nog niet ontdekt.
Voedsel
Zeespinnen worden over het algemeen beschouwd als alleseters. Van sommige soorten is bekend dat ze van plantaardig of dood materiaal leven zoals algen en aas leven, andere soorten zijn carnivoor. De meeste zeespinnen behoren tot deze laatste groep en eten holtedieren, borstelwormen, zeenaaktslakken, zee-anemonen, poliepen en mosdiertjes. Van een deel van de zeespinnen is de levenswijze nog geheel onbekend, inclusief hun voedselbehoefte. Van de soorten waarvan het menu wel bekend is, worden vooral dierlijke prooien beschreven, zoals de soort Pycnogonum littorale, die leeft van zeeanemonen en in het bijzonder de zeeanjelier (Metridium senile). De zeespin prikt zijn zuigsnuit in de anemoon en zuigt de lichaamssappen van het neteldier uit. De anemoon wordt hierbij niet noodzakelijk gedood, zodra de zeespin verzadigd is wordt de zuigsnuit weer teruggetrokken.
Van één soort is bekend dat geparasiteerd wordt in tweekleppigen.
Voortplanting en ontwikkeling
De mannetjes en vrouwtjes zoeken elkaar op in de voortplantingstijd, waarbij de poten elkaar omstrengelen. Hoe de bevruchting precies plaatsvindt is bij veel soorten nog niet bekend. Zeespinnen zijn zonder uitzondering eierleggend, de vrouwtjes scheiden de eieren af door een opening in de poot. De bevruchting is uitwendig, de eieren worden bij veel soorten na de fertilisatie naar speciale poten van de mannetjes verplaatst. Deze poten worden de ovigeren genoemd en zijn omgebouwde looppoten die dienen om de eieren onder het lichaam te bergen. Zo worden ze beschermd en de embryo’s worden daarnaast schoongehouden en van zuurstof voorzien door de vader.
De larven van de zeespin worden de protonimfen genoemd. Ze leven vaak van de lichaamssappen van zeeanemonen, hydroidpoliepen en andere zeedieren. Ze zijn echter niet mobiel zoals de volwassen dieren die zich van de ene naar de andere prooi bewegen maar blijven op een vaste gastheer en zijn te beschouwen als parasiet. Net als andere geleedpotigen hebben zeespinnen een hard exoskelet moeten ze steeds vervellen om te groeien. Bij veel andere ongewervelden vinden drie tot vier of vijf vervellingen plaats voordat de volwassenheid wordt bereikt maar zeespinnen vervellen gedurende het gehele leven. De meeste soorten hebben een levensverwachting van ongeveer een jaar
Naamgeving en taxonomie
Zeespinnen worden tegenwoordig tot een aparte klasse van dieren gerekend. De groep heeft in het verleden andere posities binnen het dierenrijk gehad waardoor de literatuur soms verouderd is. Zeespinnen werden vroeger tot de klasse kreeftachtigen (Crustacea) gerekend en later tot de onderstam spinnen (Araneae). Tegenwoordig wordt de groep beschouwd als een aparte klasse van dieren, de wetenschappelijke naam van de zeespinnen is Pycnogonida. Deze naam betekent letterlijk dik-knieïgen en is een samenvoeging van de Griekse woorden pyknos, dat ‘dik’ betekent en het woord gony, dat ‘knie’ betekent.
De Pycnogonida wordt tegenwoordig beschouwd als een klasse van dieren en is verdeeld in vier ordes, waarvan er drie zijn uitgestorven en alleen bekend zijn als fossiel. De oudste fossiele zeespin is bekend uit het Siluur en heeft een leeftijd van ongeveer 425 miljoen jaar. Daarnaast zijn er enkele recentere fossielen bekend uit het Jura en het Devoon. Fossielen van zeespinnen zijn uiterst zeldzaam, omdat de dunpotige diertjes zo fragiel zijn blijven ze zelden goed bewaard. De ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van de zeespinnen is daardoor grotendeels onbekend.
Uit het Devoon zijn de soorten Palaeoisopus problematicus, Palaeopantopus maucheri en Palaeothea devonica bekend uit Duitsland, in Zweden werd een juveniel van de soort Cambropycnogon klausmuelleri gevonden uit het Cambrium.
De enige nog levende vertegenwoordigers van de klasse Pycnogonida behoren tot de orde Pantopoda, waardoor deze orde een synoniem is voor alle moderne soorten. De wetenschappelijke namen Pantopoda en Pycnogonida worden hierdoor wel door elkaar gebruikt om de zeespinnen aan te duiden, hoewel ze niet dezelfde lading dekken. De wetenschappelijke naam Pantopoda betekent letterlijk overal (panto) poten (poda).
De Nederlandse naam zeespinnen wordt ook in andere talen gebruikt zoals het Engelse sea spiders en het Zweedse havsspindlar. In de Duitse taal worden ze ‘pissenbedspinnen’ (asselspinnen) genoemd.
Zeespinnen zijn alleen indirect verwant aan de spinachtigen, samen met de degenkrabben behoren de zeespinnen en de spinachtigen tot de groep Chelicerata. Zeespinnen zijn dus geen echte spinnen. Spinnen zijn echter wel uit in zee levende dieren ontstaan, de zeespinnen zijn waarschijnlijk vertegenwoordigers van een zeer oude vertakking van deze overgangsvorm.
Taxonomie
Onderstaand een lijst van ordes en families van zeespinnen. Zowel de moderne als de uitgestorven groepen zijn opgenomen.
Klasse Pycnogonida
Orde Pantopoda
Orde † Nectopantopoda
Orde † Palaeoisopoda
Orde † Palaeopantopoda
De orde Pantopoda worden onderverdeeld in de volgende families:
Familie Ammotheidae
Familie Austrodecidae
Familie Callipallenidae
Familie Colossendeidae
Familie Nymphonidae
Familie Phoxichilidiidae
Familie Pycnogonidae
Familie Rhynchothoracidae
Familie Endeididae