Schapen

 

Het Schaap

ooi404

Latijnse naam:                                                                                                                 Ovis Aries  Herbivoor, carnivoor, omnivoor  Herbivoor

Naam vrouwelijk dier:   

Ooi

Naam mannelijk dier:

Ram

Naam gecastreerd mannetje:

Hamel

Naam van een jong:

Lam

Speenleeftijd: 

8 weken

Speengewicht:    

25 – 30 kg

Volwassengewicht: 

80 – 100 kg (ligt aan het ras)

Leeftijd geslachtsrijp: 

Ram: 3 – 5 maanden    Ooi: 7 – 15 maanden

Leeftijd fokrijp:  

Ram: 12 maanden       Ooi: 7 maanden

Bronstig om de:

17 – 19 dagen

Draagtijd:    

145 dagen (5 maanden min 5 dagen)

Worpgrootte: 

2 Jongen zijn Nestvlieders

Levensverwachting:

15 jaar

Huisvesting:

In groepen

Lichaamstemperatuur:

38,5 – 40 graden

Adem per minuut:

9 – 18 keer

Hartslag: 

55 – 115

Verzorging
In het wild lopen schapen vaak over een harde ondergrond. Hierdoor slijten hun hoeven vanzelf af. De schapen in Nederland lopen op zachte weidegrond. Hun hoeven slijten dus niet vanzelf. Daarom moet je ze bekappen. Dit doe je meestal drie keer per jaar. Je maakt eerst het hoefje schoon en haalt vervolgens de overtollige randen weg. Hierdoor blijven de hoeven gezond.

Ieder voorjaar worden de schapen geschoren. De wol word dan van het schaap afgehaald. Hierna is het schaap kaal. Dan moet je opletten als de zon schijnt: schapenhuid kan ook verbranden. Pas geschoren schapen moeten de hele dag in de schaduw kunnen liggen. Een gevaar tijdens het scheren is de scheerziekte: het omdraaien van het maagdarmstelsel. Hieraan kan een schaap dood gaan. Je mag schapen dan ook nooit over hun rug rollen. Scheerziekte kun je voorkomen door de schapen twaalf uur voor het scheren geen eten meer te geven.

De verzorging van schapen bestaat dus vooral uit regelmatig de hoefjes bekappen en ieder jaar scheren. Verder heeft een schaap eigenlijk nauwelijks verzorging nodig. Alleen in het aflammerseizoen heeft een schapenhouder het druk. Bij ‘voortplanting’ kun je hier meer over lezen.

Huisvesting
Schapen kunnen het hele jaar buiten lopen. Een stal hebben ze niet nodig, maar wel een plek waar ze kunnen schuilen. Een afdak of een stukje bos waar de wind niet doorheen waait is vaak al voldoende. Lammetjes hebben echter wel een stal nodig. Dus als de ooien lammetjes hebben, moeten ze naar binnen kunnen. Deze stal kan echter heel eenvoudig zijn: beschutting tegen regen, wind, tocht en vorst is al voldoende. Als de lammetjes een paar dagen oud zijn kunnen ze met mooi weer naar buiten. Na een paar weken kunnen ze ook buiten slapen. Ze moeten wel uit de wind en regenvrij kunnen liggen.

Voeding
Schapen eten meestal gras. Ze lopen de hele dag in de wei of ze staan in een stal en krijgen hier hooi of kuilgras te eten. Heideschapen hebben weinig voedingsstoffen nodig om te overleven. Rassen die gefokt zijn voor het vlees hebben meer voedingsstoffen nodig. Je kunt de conditie van een schaap controleren door de ruggenwervels te voelen. Als je deze erg goed kunt voelen is het schaap te mager. Kun je ze niet voelen, dan is het schaap te dik.
– Voel met de duim en vingers de lenderen en schat de gevuldheid
– Voel de uiteinden van de doornuitsteeksels
– Voel de uiteinden van de dwarsuitsteeksels

In het voorjaar moet je goed opletten als je de schapen op een nieuwe weide laat lopen. Als er veel gras op die weide staat, eten ze ineens veel vers gras. Als ze dit niet gewend zijn, dan raken ze aan de diarree. Je moet ze dus geleidelijk laten wennen aan het andere voedsel.
Schapen hebben natuurlijk ook water nodig. In grassen zitten niet zoveel mineralen, daarom moeten schapen van een mineralenblok kunnen eten/likken.

Let op de hoeveelheid koper dat een schaap binnenkrijgt. De meeste schapenrassen zijn hier gevoelig voor en kunnen een kopervergiftiging krijgen. Krachtvoer voor schapen bevat daarom geen koper.

Hanteren
Schapen kun je verplaatsen met een wagentje of door ze zelf te laten lopen. De kleine rassen kun je wel optillen, maar dat word niet zo vaak gedaan. Korte stukjes lopen de schapen meestal zelf. Het makkelijkste gaat dit door achter een emmer met brok aan te lopen. Her zijn immers kuddedieren, maak daar gebruik van!

Als je één dier moet verplaatsen gaat dat het gemakkelijkst door één arm onder de kop door te doen en met de andere hand de staart vast te pakken. De staart kun je dan als aandrijfmechanisme gebruiken, terwijl je de kop gebruikt om te sturen. Natuurlijk kun je het schaap ook een halster met touw aandoen, maar dan moet je wel opletten dat het schaap niet stikt als hij opeens wegrent.

Soms is het nodig om een schaap op zijn kont te zetten, bijvoorbeeld als je het wilt scheren. Om het dier op zijn kont te zetten hoef je het niet op te tillen. Pak met één hand de vang vast, over het schaap heen. Met je andere hand duw je de kop van je af en je draait deze naar de zijkant van het schaap. Door deze beweging gaat het schaap al bijna vanzelf zitten. Als je nu de vang een beetje optilt, dan draait het schaap mee en zit het op z’n kont. Let wel op dat je hem niet over zijn rug rolt! 

Voortplanting
De ooien worden bronstig in het najaar, als de dagen korter worden. De natuur zorgt er op die manier voor dat de lammetjes in het voorjaar geboren worden, dus als het beter weer is en er voldoende voedsel is. Als je goed oplet, zie je in het najaar vaak schapen met gekleurde achterwerken in de wei lopen. Dat betekent dat die ooien zijn gedekt door de ram. De ram krijgt namelijk een dekblok om als hij de wei ingaat. Daarin zit een gekleurd krijtblok. Als de ram een ooi dekt, wrijft dit krijtblok over de ooi. Ze krijgt dan bijvoorbeeld een blauw, rood of groen kruis op haar achterwerk. De schapenhouder ziet zo dat ze gedekt is.

De draagtijd is 145 dagen (5 maanden min 5 dagen). Het lammeren gaat niet altijd vanzelf. Soms moet de boer de lammetjes goed leggen of zelfs uit de ooi halen. Lammetjes moeten de eerste dagen alleen met de ooi in het hok zitten. Dan kunnen ze aan elkaar wennen. In die periode kun je de lammetjes ook controleren. Zijn ze gezond, drinken ze goed, groeien ze wel voldoende, enzovoort. Ook de ooi moet je controleren. Is ze gezond, geeft ze (voldoende) gezonde melk, zorgt ze goed voor de lammetjes, enzovoorts. Als na een paar dagen blijkt dat alles goed gaat, kunnen de ooi en de lammetjes naar buiten.

Na drie tot vijf maanden zijn de ramlammeren al geslachtsrijp. Ze kunnen dus al dekken. Maar het is beter om ze pas te laten dekken als ze twaalf maanden zijn. Dan pas zijn ze fokrijp. Ooilammeren zijn wat later geslachtsrijp: pas op zeven tot vijftien maanden. De ooilammeren die in het voorjaar geboren worden kunnen in het najaar van hetzelfde jaar al gedekt worden. Maar als een lam later in het jaar geboren word of klein(er) blijft, is het verstandiger om een jaartje te wachten.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_schapenrassen

http://www.vssschapen.nl/

Onderstaande informatie komt van:

http://www.jagersvereniging.nl/jagen/diersoorten/moeflon/

http://www.jagersvereniging.nl/jagen/diersoorten/moeflon/